Zojuist is de uitspraak gepubliceerd naar aanleiding van het kort geding dat Drentea heeft aangespannen tegen Rijkswaterstaat omdat zij het niet eens was met de gunningsbeslissing in de inmiddels bekende ´circulaire aanbesteding´van het Rijk. De rechter heeft geoordeeld dat de gunning aan Gispen en Rohde+Grahl op de juiste manier tot stand is gekomen, en wijst het gevorderde van Drentea af.
Het kort geding spitste zich toe op de vraag of eis 89 omtrent het gebruik van duurzaam hout een uitvoeringseis was, of een criterium dat in de beoordeling van de inschrijvingen moest worden meegenomen.
In haar conclusie zegt de rechtbank onder meer:
5.1. Het geschil tussen partijen heeft zich toegespitst op de vraag of eis 89 een uitvoeringseis is. Drentea beantwoordt deze vraag ontkennend, zoals vermeld onder 4.2. Rijkswaterstaat beantwoordt deze vraag bevestigend. Dat brengt volgens Rijkswaterstaat mee dat pas ten tijde van de levering behoeft te worden beoordeeld of R&G en Gispen inderdaad – zoals door hen onvoorwaardelijk toegezegd middels ondertekening van het Inschrijvingsbiljet – aan deze eis voldoen, hetgeen volgens Rijkswaterstaat overigens ook dan pas mogelijk is. R&G en Gispen hebben zich daarbij aangesloten.
5.2.Rijkswaterstaat kan in voormeld standpunt worden gevolgd. De juistheid hiervan volgt uit de systematiek van de aanbesteding en hetgeen staat vermeld in de overgelegde stukken. Het programma van eisen omvat de eisen die gesteld worden aan de levering, zo staat vermeld in het I&B-document. Bij diverse van de hierin opgenomen eisen, zoals de eisen 79, 81, 83, 84 en 98, die (gedeeltelijk) zijn geciteerd onder 3.2, is evident dat bij de inschrijving nog niet beoordeeld kán worden of de inschrijving hieraan zal voldoen. Dit geldt ook voor eis 89. Hierin worden immers eisen gesteld aan het te leveren hout of aan het hout verwerkt in te leveren (hout)producten. Rijkswaterstaat heeft in dit kader terecht opgemerkt dat de vraag of het – op grond van de verleende opdracht – geleverde hout voldoet aan die eisen, pas kan worden vastgesteld tijdens of na de levering.
5.3.Daarbij komt nog het volgende. In de eis is opgenomen wanneer hout in ieder geval voldoet aan de gestelde criteria. Dat is het geval indien het (te leveren hout) is gecertificeerd volgens een systeem dat is goedgekeurd door de toetsingscommissie TPAC. Volgens de onweersproken stelling van Rijkswaterstaat zijn dat momenteel de systemen FSC International, PEFC International en MTSC. De enkele omstandigheid dat het bedrijf van een inschrijver over dergelijke certificaten beschikt is in dat kader onvoldoende. Een gecertificeerd bedrijf kan immers ook niet gecertificeerde houtproducten aanbieden, zo is ter zitting gebleken. Om na te gaan of geleverd hout is gecertificeerd volgens één van voormelde systemen, dient dan ook enerzijds te worden gecontroleerd of een leverancier over een bepaald certificaat beschikt en anderzijds of op het leveringsdocument de claim staat vermeld betreffende de certificering van het geleverde.
Ook het in eis 89 geboden alternatief om te bewijzen dat aan de gestelde eis wordt voldaan kan pas plaatsvinden bij of na de levering. De voorzieningenrechter heeft daarbij acht geslagen op de toelichting die Rijkswaterstaat in dit kader heeft gegeven ten aanzien van de wijze waarop – aan de hand van een door TPAC geschreven handleiding – de herkomst van ieder geleverd houtproduct gecontroleerd kan worden. Die controle kan pas plaatsvinden bij levering. Eerder is immers niet bekend welk hout is geleverd.
Hoger beroep